Peter's filosofeer-blog

Filosofie, psychologie, film, wetenschap, technologie en samenleving

Het ik ontmaskerd


Iets wat in de filosofie en daarbuiten veel (schijn)problemen veroorzaakt, is dat er vaak de verkeerde vragen gesteld worden. Nu kun je zeggen dat verkeerde vragen niet bestaan, en in een bepaalde context is dat een heel goed uitgangspunt. Wat ik bedoel, is dat deze vragen valse dichotomieën opwerpen. Oftewel tegenstellingen die er eigenlijk niet zijn. Ik zal later nog wel eens verder op dit principe ingaan. Nu eerst een treffend voorbeeld: “Wat is de zin van het leven?”

Die vraag veronderstelt een dichotomie tussen zin en zinloosheid, die van toepassing zou moeten zijn op “het leven”. Daarnaast veronderstelt de vraag ook nog eens dat er een afgebakende categorie is die we het leven kunnen noemen. Beide zijn problematisch, maar laat ik niet al te moeilijk doen. Laten we zeggen dat we weten wat we bedoelen met het leven. Met dat wat leeft. Heeft het zin dat dat wat leeft ook daadwerkelijk leeft? Voor wie moet dat zin hebben? De planeet, het universum, de evolutie, het zijn geen van allen entiteiten die het interesseert of iets leeft. Het universum geeft er niks om of het zelf bestaat of niet, laat staan of er leven is. Toevalligerwijs is het leven er nou eenmaal, net als het universum zelf. Zin en zinloosheid zijn dan ook categorieën die niks met “het leven” te maken hebben. Je zou net zo goed kunnen vragen: “Wat is de zin van 5+7?”

Maar wat dan wel? Wat je wel kunt vragen, en wat veel mensen ook bedoelen,  is: “Hoe kan ik mijzelf het gevoel geven dat mijn leven voor mij de moeite waard is?” Binnen een bepaalde context kan dit een hele relevante vraag zijn. Grappig aan deze vraag is, dat er vier keer een verwijzing naar het “ik” in voorkomt. En over dat ik wil ik het nu hebben, aan de hand van Descartes.

“Cogito ergo sum,” dat is de beroemde uitspraak van de zeventiende eeuwe filosoof René Descartes. Hij bedoelde hiermee: ik ben me bewust, dus ik besta. Descartes kwam hiertoe via “methodische twijfel.” Hij twijfelde aan alles wat hij meende te weten en ervaren. De fysieke wereld zou een illusie kunnen zijn, aangezien een droom net zo echt kan lijken als de echte wereld. Alle feiten, inclusief wiskundige feiten, die ik voor waar meen te kunnen aannemen, zouden mij allemaal ingefluisterd kunnen zijn door een kwade geest, die mij op een dwaalspoor wil zetten. Oftewel, al mijn kennis is onzeker, ik kan overal aan twijfelen! Behalve, dacht Descartes, aan het feit dat ik het ben die twijfelt. Ik ben me tijdens al dat twijfelen bewust van mezelf, van dat ik het ben die twijfelt. Waar ik ook aan twijfel!  Dus, ik besta in ieder geval. Ik ben me bewust, dus ik besta: cogito ergo sum. En van daaruit probeerde Descartes de hele realiteit weer op te bouwen.

Nou, vergeet het maar. Deze conclusie van Descartes is onhoudbaar. Ik ben me bewust van een zelf dat twijfelt? Daar komt nogal wat bij kijken! Om dit alles te kunnen, moet ik kennis toepassen over bewustzijn en zelfbewustzijn. Ik moet geloven dat ik weet wat twijfelen (en niet kunnen twijfelen) is, wat een “ik” is, dat twijfelt, wat het is om die twee te verbinden en te concluderen dat een “ik” twijfelt. Ik moet nogal wat kennis hebben, waarvan Descartes eerder al had betoogd dat die onbetrouwbaar was. Bovendien moet ik een bepaald concept van tijd en geheugen hebben. Dat twijfelen gebeurt in de tijd. Wat is tijd? En hoe betrouwbaar is mijn geheugen? Ik kan wel denken dat er een moment geleden een “ik” was dat bezig was te twijfelen, maar hoezo weet ik zo zeker dat ik dat goed onthouden heb? Of hoe zou ik één moment kunnen definiëren waarin er een ik bestaat, dat misschien twijfelt? En waarom ga ik ervan uit dat tijd lineair is? Descartes’ argument voor de onbetwijfelbaarheid van het “ik” is volledig onhoudbaar.

Betekent dit dat er helemaal niks is? Nee, het betekent dat het onmogelijk is zekere kennis te hebben op de manier waarop Descartes dat graag wilde. En veel mensen willen nog steeds dat soort kennis, en geloven er ook nog steeds in.  Nee dus, maar, wat dan wel? Nou, er lijkt iets te zijn. Voor mijzelf lijkt er een “ik” te zijn. Dat is er niet, maar dat doet er nog even niet toe. Ik lijk gelukkig en ongelukkig te kunnen zijn. Ik lijk te leven, in een wereld, met andere mensen, die ook “ikken” lijken te zijn. Er lijken regels te zijn, zowel sociale als fysische en wiskundige. En “ik” heb er “baat bij” daar iets mee te “doen”. Dat dan ook gewoon te doen, dat is een deel van het Pragmatisme. En het is iets wat de meesten van ons ook gewoon doen. Daar zijn we evolutionair toe gepredispositioneerd, en dat is verdaaid handig. Anders zouden we namelijk niet meer bestaan, maar daarover een volgende keer meer.

Hoezo zei ik net dat dat “ik” niet bestaat? Het ik is dus duidelijk niet te funderen in de theorie van Descartes. Maar dat wil nog niet zeggen dat het niet bestaat. Het ik voor “waar” aannemen, levert echter grote problemen op, die ik nu niet uitvoerig zal bespreken. Philosophy of mind is een veld binnen de filosofie dat zich bezighoudt met de geest, het ik, en de verhouding van de geest tot het lichaam. Als je philosophy of mind combineert met neuropsychologie, dan is voor mij de meest plausibele conclusie dat de geest, het ik, een soort bijkomstigheid van de complexiteit van het lichaam, de hersenen, is. Later ga ik hier nog wel eens uitvoeriger op in. Het lichaam doet van alles, en de geest, het ik,  is er in mensen daardoor ook. Voor het verklaren van alles wat er gebeurt, is het ik als aparte entiteit uiteindelijk niet nodig. Niet dat we dat nu allemaal al precies kunnen aanwijzen, maar dat komt nog wel.

Hoeven we het ik dan op geen enkele manier meer serieus te nemen? Jazeker wel. Zoals wij hier nu leven, heeft het weinig zin om het ik niet serieus te nemen. Het zou zelfs schadelijk voor je gezondheid kunnen zijn. Vooral je mentale gezondheid. Maar hoe kan dat dan als dat ik eigenlijk niet bestaat? Omdat wij wel door het leven gaan alsof dat ik wel bestaat. Het ik is een categorisering die wij gemaakt hebben en gebruiken. Daardoor speelt dat ik, dat dus eigenlijk een illusie is,  wel een belangrijke rol in ons bestaan. Op deze manier met het ik omgaan, dus doen alsof het bestaat, is iets wat momenteel werkt voor ons. Dat is ook weer Pragmatisme, en ook weer iets wat de meesten van ons gewoon doen, het rechtvaardigt in zekere mate allerlei psychologie, en het is ook weer iets waar ik later nog wel eens meer over ga zeggen.

Wat verder nog wel interessant en veelzeggend is, is dat mensen in andere delen van de wereld helemaal niet zo’n besef van een ik hebben. Even kort: Als je in delen van Afrika iemand wil helpen met psychologische problemen, heeft het vaak weinig zin om diep in het zelf van diegene te gaan graven. Je kunt er beter voor zorgen dat die persoon weer wordt geaccepteerd door de groep, de gemeenschap. Daar ontleent deze persoon “geestelijke” gezondheid en “identiteit” aan. Er geldt een soort groepsidentiteit, een groeps-ik. Dat dat tegenstrijdig klinkt, komt doordat wij dus andere categorieën gebruiken dan zij. Een ander voorbeeld: als je iemand uit bepaalde delen van Azië zegt dat hij of zij zo lekker zichzelf is, dan zal diegene niet begrijpen wat je nou bedoelt.

Het ik is niet meer dan een categorisering van een bepaald fenomeen. Een categorisering die wij toepassen, die niet eens universeel is voor mensen!  Het ik bestaat dus niet “echt”. Maar het heeft voor ons wel degelijk een functie om met het ik om te gaan alsof het wel bestaat.  Tot op zekere hoogte, maar daarover later meer.

Tot zover eerst het ik.

Peter







Write a Comment

Note: You can use these tags: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <s> <strike> <strong>